Jeugdherinneringen van Piet Delsen.
Piet Delsen (1942) vertelt over zijn jeugd. Hij groeide op in Amsterdam. U ziet hem hier rechts met een door hem zelf gemaakt schilderij.
"Ik ben geboren in de John Franklinstraat in Amsterdam, gelegen tussen Jan van Galenstraat en Jan Evertsenstraat, toen nog de rand van de stad, er waren muurtjes tussen de Jan van Galenstraat en de boerderijtjes die er toen nog waren met mooie beelden van tijgers en beren en een mooi beeld van Maria met kind die jarenlang alleen maar keek op braakliggend terrein en vervallen boerderijtjes, voor mij als kind waren dit leuke klauter objecten, toen de boerderijtjes waren gesloopt, werd dit ons speel en voetballandje, waar de kinderen zich vermaakten, maar ook misdroegen, er woonde in onze straat jongetjes die je met recht boefjes kunt noemen, zo speelde ik eens op dat landje toen er een opstootje met kinderen plaats vond waarbij een meisje slachtoffer van was, ik wist niet wat er gebeurde maar begreep wel dat het niet in de haak was en verstopte mij achter een heuveltje, later moest ik met mijn vader mee en kwam in een kamer met een agent die vertelde dat een meisje ernstig was lastig gevallen door enkele jongens en die hadden volgens de agent gezegd dat ik er ook bij was geweest en haar voeten had vastgehouden, maar ik werd meteen geloofd toen ik dat ontkende, het zou verzonnen kunnen zijn door de agent om te kijken of ik had meegedaan."
Hierboven ziet u een foto van Piet (in het midden) met broer Ben en zus Annie.
"Vertier werd op straat gezocht, knikkeren, tollen , randjetik, vechten tegen de kinderen uit de Vespuccistraat met onze houten zwaartjes, pijltjes schieten, met plastic buisjes die we vonden op het bouwterrein, toen Slotermeer werd bij gebouwd. We deden trefbal, voetbal mocht toen niet in de straat, met trefbal heb ik eens een ruitje van de buurvrouw gebroken, die had de politie gebeld, die was er snel op zijn fiets en vroeg aan de toegestroomde kinderen wie het had gedaan, ik stak mijn vinger op, de agent zei, dat is eerlijk en bleef aardig, maar ik moest wel de schade betalen, ging om 2 gulden, het was een klein ruitje, ik hielp in die tijd de schilleboer tussen schooltijd met het ophalen van de schillen in onze straat en kreeg dan 1 gulden, waar ik dan snoep voor kocht, maar nu in twee dagen aan de buurvrouw gaf en heb het nooit aan mijn ouders verteld."
"In de straat waren hoge portieken met een traliewerk en als sport sprongen wij vanaf een trede als een tarzan daar naar toe, hoe hoger de trede hoe flinker, ik kwam een keer thuis van school en daar lag mijn oudste broer in bed, hoorde hij had een hersenschudding, was namelijk van de hoogste trede gesprongen en het traliewerk was door zijn handen geglipt. En er werd door de boefjes wel eens kattekwaad uitgehaald zo hadden ze eens een doos van onderen besmeerd met poep en deden net of ze ruzie kregen, dan vroeg de gene met de doos aan een toeschouwertje, hou mijn doos even vast, dat arme kind had dan zijn handen vol met poep."
"Na de lagere school ging ik naar de ambachtsschool, om het vak van elektricien te leren, niet omdat ik dat leuk vond maar mijn twee broers hadden hiervoor geleerd en de boeken die je zelf moest betalen werden doorgegeven om kosten te besparen. Was een grote op de hoek van de Witte de Withstraat en Postjesweg, aan de ene zijde keek je op de Admiralengracht, de andere zijde lag aan de Kostverlorenkade, leren deed ik eigenlijk niet, heb waarschijnlijk het diploma gekregen om dat ik zo een lief ventje was. Mijn interesse ging naar meisjes en vertier, raakte in die tijd bevriend met kinderen uit de Jordaan en beleefde met een meisje mijn eerste zoen, er ging ook iets mis, een jongen zei dat ik tegen een meisje moest zeggen: er hangen twee draadjes aan je jas, gedwee volgde ik deze raad op, maar moest toen benen maken want het meisje werd hiermee vaker geplaagd, er werd namelijk mee bedoelt dat ze dunne beentjes had."
"Via deze jongens maakte ik kennis met de allereerste nozems in de jaren 50. Dit was in een klein koffie en frisdranktentje in de Nieuwe Nieuwstraat, een zijstraatje van de Nieuwendijk, was een echte belevenis voor mij tussen deze ruige jongens te vertoeven, waren allemaal ook enkele jaren ouder maar daar tussen mijn Jordaanse vrienden viel ik niet zo op, er gingen wel eens twee van die nozems naar buiten om een meningsverschil kracht bij te zetten, dat vond iedereen normaal, heb zelf bijna een keer klappen gehad gewoon op straat, ik liep met een vriendje uit mijn eigen buurt over de Jan Evertsenstraat in Oud-West, niet eens ver van mijn huis, zag een jonge man tegemoet aanlopen, die had een baardje als Errol Flynn een bekende filmster, die had een baardje met een dun verticaal streepje, ik wees mijn vriendje er op dat dit streepje scheef liep, maar dat was de jongeman opgevallen, hij liep recht op mij af, ging vlak voor me staan en ik keek hierbij nog eens goed naar het streepje, maar dat gaf hem een extra woede aanval en ik zag uit mijn ooghoek een vuist op me afkomen en dook opzij, maar mijn vriendje die achter mij was gaan staan en zich er buiten wou houden, kreeg hierdoor de vuist met volle kracht in zijn gezicht en viel hevig bloedend op de grond, ook de jongeman was hierdoor waarschijnlijk geschrokken, zei wat verwensingen tegen mij en ging er vandoor, politie en ziekenwagen zijn er nog bij geweest, ik moest een verklaring afgeven, mijn vriendje heeft er een flink litteken aan over gehouden."
"In de tijd dat ik mijn eerste schrede bij de Nozems van de Nieuwendijk zette, heb ik enkele heftige dingen meegemaakt, zo liep ik met het groepje jongens uit de Jordaan over de Nieuwendijk toen we werden aangesproken door een oudere man, hoorde dat dit kale Frans was en deze jongens kende hem al, toen kale Frans weer wegging werd mij verteld dat ze hadden afgesproken in het Amsterdamse bos en dat we elk 5 gulden konden verdienen, ik snapte het niet maar op die leeftijd deed je nergens moeilijk over, met onze brommertjes naar de grote speelweide in het Amsterdamse bos, daar was kale Frans al aanwezig. We gingen naar een stille plek en daar gebeurde het vreemdste wat ik ooit heb meegemaakt in mijn leven, kale Frans ging op zijn rug liggen en zijn armen en benen moesten vast gehouden worden door een jongen en toen moest er afwisselend een jongen zonder schoenen aan, met één voet op zijn mond en één voet op zijn voorhoofd gaan staan, ik moest er ook aan geloven, maar daar had ik echt geen trek in, maar kale Frans wilde het beslist, ik mocht dan als enigste mijn schoenen aanhouden, toen deed ik dat dan maar voorzichtig, mijn schoenen hadden stevige leren zolen en kale Frans schudde dan ook met zijn hoofd en ik stapte er maar gauw af, kreeg toch mijn 5 gulden, zal mij altijd bij blijven en had een erge medelijden met deze man, om op zo een vreemde wijze aan je trekken te komen."
"na de ambachtsschool moest ik gaan solliciteren voor een baan maar werd meteen na de eerste afgewezen vanwege de 4 voor gedrag op mijn rapport, weet echt niet waarom die 4 was gegeven, had nog nooit straf gehad, deed wel veel stoeien op het schoolplein, maar werd wel aangenomen door de firma van Gogh, waar mijn twee oudere broers ook al werkten, nooit over gehad, maar volgens mij familie van de schilder, leken als twee druppels water, het bedrijf was op de Amstel en keek uit op de Magere Brug. Zat op worstelen en wilde ook op boksen, zo kwam ik terecht bij Dick Groothuis op de Zeedijk, waar veel profboksers trainden en maar één enkele jonge jongen, dus toen mijn broer bij boksschool Hein Kneppers ging trainen wilde ik daar ook heen, maar Ome Hein zei dat voor twee clubs uitkomen niet mocht en moest ik bij Ome Dick uitschrijven, was daar niet blij mee, ik moest even wachten en er over na denken, verzon maar als smoes dat mijn vader niet wilde dat ik op boksen ging. Bij de worstelvereniging Hercules waar ik ook op bleef is een leuke anekdote dat Anton Geesink die ook bij ons worstelde en bij wedstrijden met publiek mijn zuster had gezien, tegen mijn broer zei dat hij mijn zuster wel leuk vond en toen mijn broer dat later vertelde aan mijn zus, zij hem verweet dat hij dat niet eerder had verteld."
"Meer dan 60 jaar geleden werd ik lid van worstelvereniging Hercules Amsterdam, gelegen op de Kloveniersburgwal tegenover het Doelen Hotel, mijn oudste broer Roel was al lid daar (werd zelfs Nederlands kampioen in het Grieks-Romeins worstelen), kreeg les van Jan Stam, maar het eerste wat mij werd verteld was dat ik nooit moest gaan roken, dit was dus 60 jaar geleden, heb een zeer leuke tijd gehad tussen deze vlotte Amsterdammers, voor aanvang van wedstrijden tegen andere worstelclubs werd het lijflied gezongen, klonk zo; soep soep soep balle balle hoi hoi hoi, vond ik erg geinig, heb er de beste worstelaars gezien zoals Piet Arts, vele malen kampioen van Nederland in het zwaargewicht en ook Anton Geesink kwam bij onze club worstellessen volgen. Zag ik van dichtbij hoe onnoemelijk sterk hij was. Ben iets later ook lid geworden van de boksvereniging Hein Kneppers, gelegen in de Egelantierstraat in de Jordaan, hij was één van de broers Kneppers, een echte boksers familie, heb daar vooral veel geleerd van de zeer technisch hard slaande Joop Pranger, zijn advies was de bokszak te zien als een gloeiend hete kachel zodat je na een jep (is stoot) snel weer in de dekking stond".
Hieronder ziet u een foto van Roel Delsen op latere leeftijd met zijn dochter Norma. Roel Delsen was meervoudig Nederlands kampioen in het worstelen.
"In mijn jongste pubertijd werd vertier gezocht op straat, ik zocht het bij de trekautomaten of in de patat en ijssalon Marja, in de Jan Evertsenstraat, waar jongens en meisjes elkaar ontmoeten en werd er muziek gedraaid uit de jukebox, in het weekend ging ik naar de bioscoop, meestal de Royal op de Nieuwendijk, in de pauze speelde Bernard Drukker zijn melodietjes op het orgel. Favoriet waren films van Brigitte Bardot en Eddy Constantine of gewoon hangen met de jonge groep nozems die ik had leren kennen, maar op een dag werd er gezegd dat we mee moesten gaan met een oudere groep nozems voor een ontmoeting, met wat werd aangeduid als de blauwtjes, dat waren de Indonesische jongens die in Amsterdam kwamen wonen in die tijd en ook hun vertier op de Nieuwendijk kwamen zoeken, waar de Dijkers (nozems van de Nieuwendijk) om één of andere reden niet blij mee waren, dit moest uitgevochten worden en er was afgesproken op een pleintje bij de Jan van Galenstraat, tegenover de Hallen bioscoop, daar aangekomen stonden er al zo een dertig stuks zogezegd blauwtjes, ons op te wachten. De Dijker die zich had opgeroepen als leider van de nozems kwam eerst nog in discussie met die van de blauwtjes, die wilde het nog uitpraten maar de Dijkers wilde per se vechten en het begon met duwen in plaats van praten, maar verder kwam het niet, want er kwamen plots vele agenten aangestormd, waarschijnlijk gewaarschuwd door bezorgde burgers die het zaakje niet vertrouwden en beide groepen werden uiteen gejaagd."
"Heb als puber vreemde dingen meegemaakt met meisjes, ben eens door een buurmeisje die ik amper kon, plots platgekust in mijn gezicht, later niet meer gezien, denk dat ze zich schaamde, ben zelf een keer uit de bioscoop gezet omdat ik naast een meisje ging zitten waar ik een oogje op had, maar ik had een goedkoper kaartje en werd verraden door een jongen die ook een oogje op haar had. Maar het minst leuk was met een meisje die ik leerde kennen in het Jan van Galen openluchtbad, toen nog aan de rand van Amsterdam, zij vond mij ook erg leuk en gaf me haar adres, ben er de volgende dag heengegaan met mijn Joodse vriendje waar ik veel mee optrok, toen we bij haar huis aankwamen hoefde we niet lang te wachten, zij kwam met nog wat kinderen aangestormd en wij moesten opsodemieteren, begreep het op dat moment niet, maar neem nu aan dat mijn vriend en ik beide voor Joden werden aangezien en zij waren opgehitst door de ouders? We zullen het nooit weten."
"In de jaren 50 had je nog geen mobieltjes, wat je toen thuis deed met slecht weer was lezen, vooral heel veel stripboekjes, zoals Dick Bos, ging over een detective, groot, slank maar wel breed geschouderd en zeer kundig in jiu-jitsu, tegenstanders vlogen dan ook regelmatig door de lucht. Eric de Noorman was ook een favoriet van mij, zonder plaatjes waren de boekjes die ik kreeg van oudere halfbroer als hij ze uitgelezen had, dat verhaalde de belevenissen van Lord Lister alias John Raffles, meester inbreker. Met mijn baantje bij de firma van Gogh verdiende ik 14 gulden per week, kreeg in een loonzakje uitbetaald. Toen ik genoeg had gespaard kocht ik een brommertje, die moest je als puber hebben, maar die moest je als echte nozem natuurlijk opvoeren, 30 kilometer per uur was veel te langzaam, een oudere jongen op het werk wilde dat wel voor mij doen, was eigenlijk verboden natuurlijk, deze jongen woonde in Amstelveen en was de zoon van een welgestelde familie, had in de schuur een compleet ingerichte werkplaats, wat de gewone man niet kon betalen, de carburator werd uitgeboord en er werd een grotere sproeier in aangebracht en alles met het gewenste resultaat. "
"Mijn jonge jaren. Zocht mijn vertier op de Nieuwendijk in Amsterdam. En werd dus een Dijker, maar geen echte nozem. Na een tijdje tussen de ruige types te hebben vertoeft, bleef ik bevriend met wat gematigde jongens, maar wel echte Dijkers, Ik zelf had een flinke kuif en vanachter in mijn haar een kippenkont, dan kamde je je haren vanachter naar elkaar toe en sleepte je van boven naar beneden met de kam een gleuf in je haar. En een colbertje met verticale strepen, strakke broek en schoenen met punt, de echte bordeelslijpers, wij liepen vaak zomaar wat te kuieren en zo kwamen we eens bij het Leidseplein terecht en wilden toen eens gaan kijken bij de poffertjeskraam, waar we wel eens van gehoord hadden als de plek waar de Pleiners samenkwamen. Maar zover kwamen we niet, de deur werd open gegooid en er stormde enkele knapen naar buiten, recht op ons af, de bedoeling was meteen duidelijk en even uitleggen dat we geen enkel kwaad in de zin hadden, daar was geen tijd voor en omdat wij met een klein groepje waren en ik enkele zeer forse knapen op ons toe zag rennen, zetten we het maar op een lopen, begrijp nog steeds niet waarom dat gebeurde, ik vermoed dat er net voor ons een confrontatie met andere Dijkers moet zijn geweest, heb er anders geen verklaring voor, uit niets bleek enige agressie van onze kant."
"Het meest nare wat ik als kind heb meegemaakt was dat ik vals beschuldig werd een buurmeisje in het water te hebben gegooid terwijl ik haar juist gered had van de verdrinkingsdood, buurkinderen en ik speelden bij het slootje tussen de Jan van Galenstraat en het braakterrein waar vroeger de boerderijtjes waren, plots werd gegild; help, help, ik zag dat het kleine zusje van een buurjongen met het hoofd onder water op het steile talud lag, hij kon haar niet alleen naar boven krijgen, samen lukte dat wel, ontdaan liepen we terug naar zijn huis met het meisje onder de kroost, hij belde aan op 3 hoog, toen er open werd gedaan riep hij naar boven Pietje heeft Zussie, zo werd ze genoemd, in het water gegooid, ik schrok en rende gauw weg, maar werd ingehaald door een grote zus en die gaf mij een draai om de oren, op latere leeftijd dacht ik dat hij bang was dat als zijn zusje zomaar in het water was gevallen, hij de schuld zou krijgen niet goed te hebben opgepast."
"Mijn laatste jaren voor de dienstplicht waren vrij zorgeloos, vooral tegenover het verleden met armoede onvoorstelbaar groot, sliep onder een oude overjas, kleren waren stuk en vuil, konden niet gewassen worden, want dan had je niks, kranten werden in reepjes gescheurd voor gebruik als wc papier, met gevolg verstopte riolering, eens moest de complete straat er aan geloven en de hele riolering vernieuwd worden, denk dat wij niet de enige waren die de krant hiervoor gebruikte. Maar ben hierdoor meer tevreden dan mensen wie later zijn geboren denk ik. Zo was ik in die tijd bij van Gogh zeer tevreden met mijn 14 gulden in de week, het was ook wel leuk werk, in een uitgebouwde huiskamer aan de Amstel die uitkeek op de magere brug, 12 man personeel, voor het bouwen van een EEG ofwel elektro-encefalograaf, mijn taak was het solderen van draadjes, weerstanden, condensatoren en meer volgens een voorbeeld en een muziekje op de achtergrond. De zaken gingen blijkbaar goed want op een dag mochten we allemaal naar buiten om de nieuwe auto van meneer van Gogh te bewonderen, dit was een Peugeot toen het nieuwste model, de duikboot en kon mechanisch op en neer en werd dan ook uitvoerig gedemonstreerd. Maar niet prettig was het ontslag van een pas aangenomen verkoper, want die zou medewerkers hebben gepolst met hem een eigen bedrijfje te beginnen, dit ontslag werd uitgevochten in aanwezigheid van alle medewerkers en openlijk beschuldigt ,en de man huilend herhaalde; leugens, leugens en het kwam inderdaad allemaal zo absurd en opgezet over dat ik deze man geloofde, men wilde hem gewoon kwijt en om eerlijk te zijn was het ook geen type om te onderhandelen met artsen en ziekenhuizen, men had deze man nooit moeten aannemen, was heel naar allemaal."
"In 1960 was het dan zover, mijn oproep voor militaire dienst, moest naar Ossendrecht met gratis treinkaartje. Zag er niet eens tegenop, was weer eens iets anders dan 4 jaar bij dezelfde baas, zag er wel tegenop dat mijn Elvis kuif er aan moest geloven, maar dat duurde nog een paar dagen, maar het was in die tijd toevallig snikheet, na het leren marcheren en sporten was ik zelfs blij toen ik naar de kapper moest, de sergeant die ons moest drillen was gelukkig een toffe peer, zo weggelopen uit een stripverhaal, kaarsrecht en een flinke buik, bij mijn peloton zat toevallig nog een Amsterdammer die mij kon, had mij wel eens gezien als beginnend bokser, leuke jongen maar wel een praatjesmaker, met rood haar daarom kreeg hij de bijnaam rood, maar door zijn bravoure kreeg hij om hem een lesje te leren een wasbak doop, vond ik heel vervelend, vond hem iemand met een grote mond maar klein hartje, maar er schuilt nu eenmaal in veel mensen een bepaald sadisme wat mij zelf totaal vreemd is."
"Na mijn tijd als rekruut, mocht je kiezen bij welk onderdeel in het leger je verder wilde, omdat ik wel wat uitblonk bij de sport had de luitenant mij aangeraden bij de Commando's te gaan, werd ook veel gesport volgens hem. Dus dat leek me wel wat en ging akkoord, maar je mocht geen platvoeten hebben en die had ik helaas wel. En toen kwam dus de keuring, een arts kwam ons bekijken en zag dat de luitenant tegen deze arts zei, op mij wijzend, hem moet je goedkeuren, maar eerst moesten we in een rij gaan staan en de arts zou alleen naar de voeten kijken, want die waren het belangrijkste en de goedgekeurde kregen een formulier en verdere lichamelijke keuring, met mijn platvoeten maakte ik dus geen kans, maar kreeg een ingeving, trok mijn voeten hol, maar dat was duidelijk te zien en heb toen met mijn handen de kromme tenen recht getrokken zodat wel mijn voet hol bleef staan. De arts kwam langs gelopen, keek goed naar onze voeten en gaf de goede het formulier en ook aan mij, truc was gelukt. Maar daarna moesten we apart en geheel lichamelijk worden gekeurd en viel de man meteen mijn platvoeten op en hoor het hem nog zeggen; "Wat een rotpoten heb jij!", maar of het aan de luitenant lag die mij had aanbevolen of mijn getrainde lichaamsbouw, ik werd goedgekeurd."
"Ik was dus goedgekeurd, maar dan begint het echte werk, je word pas commando als je geslaagd bent na de tweemaandse opleiding als cursist, dit werd gedaan in een tentenkamp op de Rucphenseheide, dat ging gepaard met kruipen en sluipen door de bosjes, waden door de boeren slootjes, met mopperende boeren aan de kant die dat helemaal niet leuk vonden en vele kilometers marcheren, alles met volle bepakking en op het hoofd geen groene baret maar een mutsdas en groot onhandig geweer de Lee-Enfield. De laatste week word de afmattingsweek genoemd, geen eten maar zogenaamde overlevingskoekjes en water, de laatste dag, wat ook de zwaarste dag was, was ik zo ver heen dat ik nauwelijks nog wist dat ik mee deed, weet nog dat de sergeant naar me kwam kijken en hij moest bukken om mijn gezicht te kunnen zien, hoorde later dat we toen een mars hadden gelopen van 80 kilometer. Met slecht één afvaller kregen we later dan onze groene baret. En waren we echte commando's en gingen van het tentenkamp naar de kazerne in Rosendaal, daar kregen verdere trainingen zoals schieten, klimmen in de klimtoren en dan afroetsen langs een touw met je tokkeltouw, afgeleid van toggle-rope, die hoorde bij je uitrusting of je deed de dodemansrit liggend op je buik naar beneden glijden en de stormbaan was ook een onderdeel, in een speciale wedstrijd werd ik tweede op de stormbaan, ben ik nog steeds trots op, vooral omdat ik even bleef haken in het prikkeldraad, denk wel eens dat ik ook eerste had kunnen zijn. Heb ook een drama meegemaakt, we moesten oefenen met handgranaten op scherp en bij het wachten op je beurt kwam de commando voor ons maar niet terug, na inspectie bleek de luitenant die les gaf en de soldaat beide omgekomen door een te vroeg ontplofte handgranaat, maar de ware toedracht kon niet meer achterhaald worden, het was gissen wat er was gebeurt, is waarschijnlijk stilgehouden, want ik kan er niets meer over vinden, maar was wel lang geleden natuurlijk."
Opmerking: Na onderzoek blijkt dat In oude kranten verslag werd gedaan van dit voorval. Het gaat om een militaire oefening op de Rucphense heide op 19-10-1961.
In de volgende videos ziet u Piet aan het werk als schilder en als bokser. (Hij werd in 1966 tweede bij het Nederlands kampioenschap boksen).